Source: Het Nederlandse energieverbruik: de feiten

Dagelijkse duurzame energie productie

Ook al zien we steeds meer daken met zonne­panelen, de bijdrage van duurzame energie is gering, zo blijkt uit de feiten over het energiegebruik. Dat heeft grotendeels te maken met het aantal vollast-uren per jaar van zonnepanelen en windturbines.

Bij duurzame energie gaat het meestal over zonne- en windenergie. Als we biomassa ook meerekenen, spreken we over hernieuwbare energie. Vaak worden deze begrippen door elkaar gehaald, waarmee het aandeel zon en wind overschat wordt. In 2016 was 5,9 % van het Nederlandse energieverbruik afkomstig uit hernieuwbare bronnen, leert het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) ons. Biomassa leverde 63 % en windenergie 25 % van de hernieuwbare energie. De bijdrage van andere bronnen als waterkracht (0,3 %), zonne-energie (5,7 %), bodemenergie en warmte uit de buitenlucht (6 %) is beperkt. Eind 2016 zorgden 2.348 windturbines voor 1,41 % en zo’n 6 miljoen zonnepanelen voor 0,32 % van het totale Nederlandse energiegebruik. Samen is dat 1,73 %.

We gebruiken energie in allerlei vormen: elektriciteit, aardgas, kolen en olie (benzine). Met name energie en elektriciteit worden nogal eens door elkaar gebruikt; volgens het CBS maakt elektriciteit slechts 30 % uit van het totale energiegebruik.

Vollast-uren

Verwarring over de rol van duurzame energie ligt ook voor de hand bij een overzicht van het opgesteld vermogen van 27.000 MW van de Nederlandse elektriciteitscentrales. Volgens netbeheerder TenneT gaat het om 4.600 MW van kolencentrales, 14.600 MW van gascentrales, 500 MW van de kerncentrale Borssele, 4.100 MW uit windenergie en 2.000 MW uit zonne-energie. Het opgesteld vermogen aan zonne-energie is vier keer dat van de kerncentrale Borssele, maar de stroomlevering is niet navenant hoger; iets soortgelijks geldt ook voor windenergie.

De productie per jaar (8.760 uren) wordt omgerekend naar het aantal uren dat de windturbine op vol vermogen zou draaien. De term daarvoor is ‘vollast-uur’. Windturbines op land hebben jaarlijks een gemiddelde bedrijfstijd van 1.750 vollast-uren en wind­turbines op zee gemiddeld 3.500 vollast-uren, terwijl zonnepanelen een gemiddelde bedrijfs­tijd van 800 vollast-uren per jaar halen. Kolen-, kern- en gascentrales kunnen 7.000 tot 7.500 uur per jaar draaien. Het opgestelde vermogen is daarom niet maatgevend voor de hoeveelheid geproduceerde elektriciteit. Met de gegevens van het CBS is uit te rekenen dat kolencentrales in 2015 gemiddeld 5.300 uur hebben gedraaid en gascentrales 2.900 uur.
480 miljoen zonnepanelen

Het aandeel hernieuwbare energie is nu wel groter dan in 1980. In dat jaar was dit aandeel 1 % van het totale energiegebruik. Ook belangrijk: dit grotere aandeel hernieuwbare energie vond plaats bij toenemend energiegebruik. Vooral het elektriciteitsgebruik is sterk gestegen: het is nu zestien keer hoger dan in 1950. Het totale energiegebruik nam minder sterk toe en is nu 5,2 keer hoger dan in 1950. Terwijl het totale energiegebruik in 1950 nog 582 PJ bedroeg, nam dat via 2.723 PJ in 1980 toe naar 3.144 PJ in 2015.

Deze toename van het energiegebruik geeft tevens de opgave aan waar Nederland voor staat. Urgenda, een organisatie die Nederland snel duurzaam wil maken, heeft een energieplan gemaakt tot 2050. Als dan de helft van het totale Nederlandse energiegebruik uit zonnepanelen komt, zijn er 480 miljoen zonnepanelen nodig; op Nederlandse daken is ruimte voor niet meer dan 145 miljoen zonnepanelen. Die overige 335 miljoen zonnepanelen moeten dan dus ergens anders geplaatst worden.

https://www.technischweekblad.nl/upload/documents/tinymce/11476-EBN-adv-infographic_outline.jpg